Tree

Het meisje en het puttertje

In de mist op weg naar zonnig 's-Gravenhage,

waar het Meisje lokt.

Blauw, afgetopt met zwierig goud,

versiert haar hoofd, volgens antieke mode.

Ze kijkt en wacht.

Schuifelen in de lange lange rij.

Vermoeide benen willen weg.

Het puttertje lokt ook,

laat me niet los.

Weet hoe hij gevangen in de tijd,

lijdzaam zijn meester verstrooit.

Voetje voor voetje treed ik in de Gouden Eeuw.

Zie in de weerspiegeling van een raam,

hoe de schilder met zijn penseel,

licht brengt in de parel.

hoe de ander kunstenaar,

met zijn okerpalet de vogel vangt.

In een hoekje bij het venster snij ik een veer,

begin aan dit gedicht.