HET VOGELMEISJE
Ik herinner me nog, dat ik als kind zat te zingen op een tak, dichtbij een nest. Ik kreeg een rupsje van moedervogel. De eerste keer kon ik de rups met moeite wegslikken. Vooral de harige exemplaren gingen ongemakkelijk door mijn keel. Van lieverlee ging ik ze lekker vinden. Lekkerder dan mijn moeder s pasta s. In de herfst stonden bessen op het menu. Heerlijk.
Neen, mevrouw. Nooit een conservatorium van binnen gezien. Zangzaad. Ja, elke dag. Op de kleuterschool klonk mijn stem glashelder boven de stemmen van mijn klasgenootjes. Op mijn eerste schooldag mochten we om de beurt een liedje zingen. Ik zong:
-ik zag twee beren broodje smeren-. Mijn juf knipperde met haar ogen. Keek me met openmond aan. Ze haalde de juf van de klas naast ons erbij. Ik moest het lied nóg een keer zingen. De twee juffrouwen keken elkaar aan. Ze schudden langzaam hun hoofd. Ik kon al heel jong zangvogels nadoen. Van de tsjek- tjek-tsjerr van de bosrietzanger tot de diedero-iet van de spotvogel. Ja, het lied van de nachtegaal zong ik het liefst. Zo melodieus: hoewiet-hoewiet.
Wist u dat merels het mooist zingen bij zachte motregen?
(Waarom geef ik deze interviews? Oooooooh.)
Heel vroeg werd zingen voor mij een noodzaak. Ik heb altijd al gevonden dat spraak tekortschiet. Kijk, woede, ontgoocheling, waanzin, dat zijn toestanden waarin het woord niets meer waard is. Zingen wordt dan onvermijdelijk. Urgent, zou ik zeggen.
Waarom ik lach? Omdat iedereen altijd begint met de vraag naar mijn syrinx en u stelt pas na een kwartier de vraag. Dat vind ik grappig. Ja, de syrinx, dat orgaan komt bij zoogdieren zoals wij, eigenlijk niet voor. Bij mij kwam de syrinx niet alleen voor, hij was bij mij hoogontwikkeld. Op een röntgenfoto was dat duidelijk te zien. Ja, het zat bij de uitgang van mijn bronchiën. Aan dat orgaantje danken vogels hun sterk ontwikkelde vermogen om afwisselende, fraai klinkende harde tonen en melodieuze strofen voort te brengen.
Op mijn achtste zong ik alle kristallen glazen aan scherven. In de kerk werd ik eerste sopraan.
( Ik kijk naar buiten terwijl ze een cd van mij draaien. Het regent niet. De herfst trakteert ons op veel geel. Als ik nou nee zei tegen alle interviews. Verhuis ik naar Florence. Of toch naar Rome. Norina zingen. En Linda, Inez, Serafina, Adina. Ik ben geboren om Donizetti’s vrouwen te zingen. Onder de geur van amandelbomen sterren tellen. De maan zien zeilen achter een rij cipressen. Weg. Niet meer zoeken naar mijn wortels, of moet ik zeggen naar mijn veren. Na de cd komt vast het gezeur over mijn borsten. Of beter gezegd mijn ‘géén borsten’.)
Ja, mevrouw dat was mijn eerste cd. Ik heb inmiddels tien op mijn naam staan. Neen ik sta nooit met een foto op mijn cd-hoezen. Waarschijnlijk niet brutaal genoeg om in de lens te kijken met handen op mijn decolleté. Klaar om alles te onthullen. (O jee! Nou begin ik er zelf over.)
Neen mevrouw, ik kan het niet verklaren. Borsten hebben mij nooit bezig gehouden. Ik moet u zeggen dit interview kost me zoveel energie, dat ik zo meteen nog amper een hoge C haal. Waar is mijn anorak? Ik wil naar huis.
U kunt misschien nog een cd van mij draaien. Mevrouw ik begrijp het, in een live uitzending kan dit niet maar …
Waar is mij rugtas. Neen, er is geen tweede interview mogelijk. Ik ga nu naar mijn zangzaadleverancier. Ik ga mijn bestellingen laten overschepen naar een land met bijzondere vogels. Mevrouw u heeft mij goed op weg geholpen, of moet ik zeggen, goed de lucht in geholpen. Ik ga verhuizen.