De Zwarte Prinses (fragment)
Yaa stapt uit de lijst en vraagt mij mijn ogen dicht te doen. Na ongeveer 10 tellen zegt ze dat ik weer mag kijken. In haar rechterhand heeft ze een flesje van blauw glas. Ze legt uit dat het een drankje is. Door haar grootmoeder gemaakt. Als we allebei een slokje nemen en aan Suriname denken, gaat het lukken. We zijn er sneller dan snel. Zitten aan een rivier. Twee mannen komen met grote manden aanlopen. We vragen waar we zijn. Cottica rivier noord Suriname. Yaa buigt over een mand. 'Wat een mooie vissen!' zegt ze. Ik vraag waar de Marrons wonen. We mogen in de boot van de mannen mee. Zij zijn Marrons op weg naar huis. Waar 2 rivieren samenkomen, stoppen de mannen met roeien. Ze zingen een lied en gooien kruiden in zee. Als ze weer verder roeien vraagt Yaa aan welke god ze hebben geofferd. We horen dat het god Bunsuki was. De god van de rivieren, speciaal waar 2 rivieren samenstromen. Yaa hangt met haar arm uit de boot. Laat het water door haar vingers vloeien. Ik zie haar stralen. Wat mooi om zo dicht bij de natuur te staan. Dat ben ik toch min of meer kwijtgeraakt. Ik ben blij dat we over het water reizen. Onder prachtige bomen. Heerlijk. Zodra we in het dorp zijn aangekomen, rennen kinderen naar de boot. Ze hebben allemaal een kleurig kleed over één schouder geknoopt. Ineens besef ik dat wij zo heel anders gekleed zijn. Prinses Yaa in haar schittered kleed van taf.